over hun als onderwerp
Met twee kinderen in de basisschoolleeftijd is leren een proces dat de hele dag doorgaat. Het is een dagelijkse confrontatie, soms tegen wil en dank. Het begint in de ochtend met weten waar je je fietssleutel kunt vinden, waar de tandenborstel uithangt en waar ook alweer die gymbroek gebleven is. En vergeet ook niet zoiets als het ontwikkelen van tijdsbesef (toch best handig, zo’n klok in huis).
Eenmaal op school trekken juffen en meesters alle registers open om die klassen vol met jonge kinderen te begeleiden in hun ontwikkeling tot zelfstandig denkende jongens en meisjes. Geen gemakkelijke opgave. Hier en daar is een trap op de rem nodig of mag het juist weer een tandje harder. Sociale ontwikkeling komt daarbij (soms op de meest onmogelijke momenten) ook nog eens om de hoek kijken.
Mooi is het om te zien én te horen dat je kind vanaf groep twee enorm groeit in zijn taalontwikkeling. Van beginnende geletterdheid tot het lezen van volledige zinnen en het begrijpen van die zinnen. Dat gaat echt razendsnel. Behalve mooi om te zien, is het belangrijk: met een goede beheersing van het Nederlands kun je later prima meedraaien in de maatschappij.
Maar wat is goed Nederlands? De een neemt genoegen met het zich verstaanbaar kunnen maken zonder daarbij erg veel te letten op spelling en grammatica. De ander vindt dat juist spelling en grammatica belangrijk zijn om je goed en helder te kunnen uitdrukken. Dat iemand dan pas echt begrijpt waar je het over hebt en niet steeds opnieuw moet bedenken welke kant jouw verhaal op zal gaan.
Als taalcreatief hou ik wel van spelen met taal, maar om je verstaanbaar te maken heb je een redelijke beheersing van spelling en grammatica nodig. En met redelijk bedoel ik dat het niet vlekkeloos hoeft te zijn. Toch zijn er zaken waar ik een beetje van gruwel.
Toen mijn oudste in het heetst van de strijd mij weer eens probeerde te overtuigen van de aanschaf van een spelletje/een extra snoepje/nieuw speelgoed/vul maar in en erbij uitriep ‘Hun mogen dat hoor, mam!’, moest ik even slikken. Had ik dat nou echt goed gehoord?
In de dagen erna hoorde ik het steeds vaker: hun als onderwerp van de zin. En niet alleen mijn oudste deed het, ook de jongste. En dat terwijl ze op school toch echt correct taalgebruik krijgen aangeleerd. Au! Dat deed best pijn.
Het is taalgebruik dat vooral in de spreektaal behoorlijk ingeburgerd is geraakt. Zo ingeburgerd dat het jonge kinderen onderling niet eens meer opvalt. En dat is jammer, want hoewel er stemmen opgaan om de hun-vorm ook als onderwerp toe te laten, is het nog steeds grammaticaal onjuist.
Nu heb ik me voorgenomen om niet bij ieder foutief gebruik van ‘hun’ als een taalpurist in te grijpen. Dat is ook weer zo heftig, vind ik, en het maakt me ook geen fijner mens. Soms probeer ik het niet al te nadrukkelijk te corrigeren. Dan herhaal ik al antwoord gevend de zin bijvoorbeeld op de juiste manier:
‘Hun mogen dat hoor, mam!’
‘Mogen zij dat echt, de hele dag Fortnite spelen?’
En dan maar hopen dat het kwartje een keer zal vallen.
Meer lezen over 'hun'? Kijk dan eens op Onze Taal: hun hebben/zij hebben