“Ik word er gallisch van!” Buiten krijste een kind, brulde een cirkelzaag en loeide de radio van de buurjongen (of beter: buurtjongen, hij woont drie straten verderop). Zomaar een zomerse dag.
Mijn uitspraak wekte enige verwarring. Gallisch, wat betekent dat eigenlijk? Waar komt het vandaan? Je zou denken dat Obelix de hoek om komt stormen met in zijn kielzog Asterix. Niets is minder waar. In dit geval dan.
Natuurlijk bestaat het woord wel degelijk als afgeleide van Gallië, zoals een groot deel van West-Europa genoemd werd (vanaf de 7e eeuw v. Chr.) Het wordt dan gebruikt in zinnen als De gallische taal. Maar ergens gallisch van worden, is iets heel anders. Het wordt als uitdrukking gebruikt om aan te geven dat je ergens goed ziek van wordt. Of geïrriteerd raakt. Of  het gewoon even helemaal hebt gehad.
Over de oorsprong van het woord bestaat enige verwarring. Zo zou het voortkomen uit het Bargoens (dieventaal), een taal die veel woorden heeft overgenomen uit het het Jiddisch en Hebreeuws. Het woord wordt dan geschreven als challisj en betekent misselijk. Dit woord is weer afgeleid van het Hebreeuwse woord hallas dat zwak betekent.
Ook zijn er mensen die menen dat het woord wél afkomstig is van Gallië. Het is dan bedoeld als een negatieve verwijzing naar het land Gallië of het hedendaagse Frankrijk. Een beetje ordinair schelden dus.
Voor mij lijkt de afkomst uit het Jiddisch de meest logische verklaring. Ik ben nu niet bepaald bezig met het verwensen van Gallië, Frankrijk of Fransen als ik gallisch word van het lawaai op een mooie zomerse dag.
***